2. Dezember 2024 (vor 1M)
Mit dieser Liste niederländischer Verben , die alphabetisch geordnet ist und Beispiele zur Anwendung enthält, kannst du deinen Wortschatz erweitern und die richtigen Verben im Kontext anwenden.
Veel succes! ✌️
Liste der niederländischen Verben
A
Niederländisch Deutsch Beispiel aankomen ankommen De trein komt om zes uur aan. aankleden anziehen Hij kleedt zich snel aan. aanvaarden akzeptieren Hij aanvaardt de situatie zoals die is. accepteren akzeptieren Ik accepteer je excuses. ademen atmen Adem diep in en uit. afmaken beenden Ze maakt haar werk af. afspreken verabreden Zullen we morgen afspreken? afwassen abwaschen Ik was de vaat af na het eten. antwoorden antworten Kun je op mijn vraag antwoorden?
B
Niederländisch Deutsch Beispiel bakken backen Mijn moeder bakt een taart. beginnen anfangen Ik begin met mijn werk. begrijpen verstehen Begrijp je deze uitleg? bekijken betrachten Laten we de foto's bekijken. bellen telefonieren Ik bel mijn vriend elke dag. beloven versprechen Ik beloof je te helpen. betalen bezahlen We betalen de huur op tijd. bezoeken besuchen Bezoek je me dit weekend? blijven bleiben Hij blijft tot morgen. brengen bringen Breng je me naar het station?
C
Niederländisch Deutsch Beispiel controleren kontrollieren Ik controleer de documenten. corrigeren korrigieren Ik corrigeer mijn fouten. creëren erschaffen Ze creëren prachtige kunstwerken.
D
Niederländisch Deutsch Beispiel dalen sinken De temperatuur daalt 's nachts. dansen tanzen Ze dansen op het feest. delen teilen Laten we de taart delen. denken denken Waar denk je aan? doen tun Wat doe je morgen? dragen tragen Hij draagt een zware tas. drinken trinken Drink je koffie of thee? dromen träumen Ik droom vaak over reizen. durven sich trauen Durf je dat te doen?
E
Niederländisch Deutsch Beispiel eten essen Wat eten we vanavond? eindigen enden De film eindigt om tien uur. ervaren erfahren Hij heeft veel ervaring opgedaan.
F
Niederländisch Deutsch Beispiel fietsen Fahrrad fahren Ik fiets elke dag naar werk. fluiten pfeifen Hij fluit een vrolijk deuntje. fotograferen fotografieren Ze fotografeert graag natuur.
Gut zu wissen: Mehr als 300 niederländische Nomen
G
Niederländisch Deutsch Beispiel gaan gehen Ik ga naar school. gebruiken verwenden Hoe gebruik je dit apparaat? geven geben Kun je me het zout geven? geloven glauben Ik geloof je niet. genieten genießen Geniet van je vakantie! glimlachen lächeln Ze glimlacht naar de baby. groeien wachsen De planten groeien snel.
H
Niederländisch Deutsch Beispiel hebben haben Ik heb een idee. halen holen Ik haal even koffie. hangen hängen De jas hangt aan de kapstok. helpen helfen Kun je me even helpen? herinneren erinnern Ik herinner me die dag nog goed. horen hören Hoor je dat geluid? houden halten/lieben Ik houd van jou. huilen weinen De baby huilt zachtjes.
K
Niederländisch Deutsch Beispiel kennen kennen Ken je hem al lang? kiezen wählen Ik kies voor optie B. kijken schauen We kijken naar de film. klimmen klettern We klimmen op de berg. koken kochen Ze kookt pasta voor het diner. komen kommen Kom je naar het feest? kopen kaufen Ik koop een nieuw boek.
L
Niederländisch Deutsch Beispiel lachen lachen Hij lacht om de grap. leren lernen Ik leer Nederlands. leven leben Ze leven gelukkig samen. lezen lesen Ik lees de krant. liggen liegen Het boek ligt op tafel. lopen laufen We lopen naar het park. luisteren hören Luister je naar mij?
M
Niederländisch Deutsch Beispiel maken machen Ik maak een tekening. missen vermissen Ik mis je zo erg. moeten müssen Ik moet gaan werken. mogen dürfen Mag ik binnenkomen?
N
Niederländisch Deutsch Beispiel nemen nehmen Neem een koekje! noemen nennen Ze noemen hem 'de snelle'.
O
Niederländisch Deutsch Beispiel openen öffnen Kun je het raam openen? opstaan aufstehen Ik sta elke dag om zeven uur op. overleggen besprechen We moeten dit overleggen.
P
Niederländisch Deutsch Beispiel pakken nehmen Pak je jas, het is koud buiten. praten sprechen We praten over het weer. proberen versuchen Ik probeer een nieuwe hobby.
R
Niederländisch Deutsch Beispiel reizen reisen We reizen graag naar nieuwe landen. rennen rennen Hij rent naar de bus. roepen rufen Ze roept om hulp.
S
Niederländisch Deutsch Beispiel schrijven schreiben Ze schrijft een brief. slapen schlafen Ik slaap acht uur per nacht. spreken sprechen Spreek je Nederlands? staan stehen De auto staat voor de deur.
T
Niederländisch Deutsch Beispiel tekenen zeichnen Ze tekent een mooie bloem. telefoneren telefonieren Ik telefoneer met mijn moeder. tonen zeigen Hij toont zijn nieuwe auto.
Auch spannend: 250 der wichtigsten niederländischen Adjektive
U
Niederländisch Deutsch Beispiel uitgaan ausgehen We gaan vanavond uit. uitleggen erklären Kun je dat uitleggen?
V
Niederländisch Deutsch Beispiel vallen fallen Het blad valt van de boom. vinden finden Ik vind je jas niet. vergeten vergessen Ik ben je verjaardag vergeten. vertellen erzählen Vertel eens wat meer over jezelf.
W
Niederländisch Deutsch Beispiel wachten warten Wacht je op mij? wandelen spazieren gehen We wandelen door het bos. werken arbeiten Ze werkt in een ziekenhuis. weten wissen Weet je het antwoord? willen wollen Ik wil graag een koffie. winnen gewinnen Ze winnen de wedstrijd. wonen wohnen We wonen in Nederland.
Z
Niederländisch Deutsch Beispiel zeggen sagen Ze zeggen dat het gaat regenen. zijn sein Hij is mijn broer. zingen singen Ze zingt een mooi lied. zitten sitzen We zitten in de tuin. zoeken suchen Ik zoek mijn sleutels. zorgen sorgen Ik zorg voor mijn broer. zwemmen schwimmen We zwemmen in het meer.
Fazit
Diese Liste der 150 wichtigsten niederländischen Verben ist ein entscheidender Schritt, um deine Sprachkenntnisse zu erweitern und die richtigen Verben im Alltag anzuwenden.
Und wenn du diese Verben in echten Gesprächsszenarien anwenden willst, dann kannst du Plaudli , deinen KI-basierten Sprachtutor, kostenlos und unverbindlich testen. 🤖